Bij 1:1-NAT krijgt elke deelnemer van de LAN een IP-adres uit het hogere netwerk (WAN) toegewezen. Via dit toegewezen adres kan de deelnemer vervolgens vanuit de WAN worden aangesproken. Voordeel: in de WAN is een router- resp. gateway-configuratie niet nodig. De communicatie-opbouw is zowel vanuit de LAN als vanuit de WAN mogelijk en is niet beperkt tot voorgeschreven protocollen. Nadeel: voor elk in de LAN te bereiken apparaat moet in de WAN een IP-adres gereserveerd zijn.
NAT-switches
Switches met NAT-routing-functie combineren switching en routing in een enkele montagerailmodule. Bij machines of installaties met eenzelfde IP-adresbereik maken de NAT-switches dankzij Network Address Translation een eenvoudige koppeling met het bovengeschikte netwerk mogelijk.
De poorten van de NAT-switch kunnen naar keuze als LAN- of WAN-poort worden gebruikt
Bijzonder flexibel
De FL NAT 2000 biedt een hoge flexibiliteit door een individuele verdeling van de acht poorten in LAN- en WAN-poorten. Zo kunt u de NAT 2000 als een eenvoudige NAT-switch met één WAN- en zeven LAN-poorten gebruiken. Er is geen extra switch in de installatie nodig.
Eventueel kunt u de NAT-switch ook gebruiken voor de koppeling van de machine met meerdere bovengeschikte netwerken, bijv. productie- en diagnosenetwerken. Daarbij heeft u de keuze uit verschillende NAT-mechanismen: 1:1-NAT, virtual NAT, IP-masquerading en Port Forwarding.
Economisch integreren in hogere netwerken – met virtuele adrestoekenning (NAT)
Worden identieke machines parallel in een netwerk opgenomen, dan moet elke machine afzonderlijk worden geconfigureerd. Alleen zo kan de machine in het hogere communicatienetwerk worden geïntegreerd. Verschillende NAT-mechanismen geven u de mogelijkheid hele productiecellen met dezelfde IP-adresruimte aan te sturen zonder de machines afzonderlijk te hoeven configureren.
NAT-mechanismen op een rij NAT-mechanismen ondersteund door NAT-switches
Virtual NAT combineert 1:1-NAT met een virtueel router-niveau. Op dit router-niveau wordt het adres uit de LAN gemapt en dan zoals bij standaard routing vanuit het virtuele tussenniveau doorgegeven aan de WAN. Voordeel: er is maar één IP-adres uit de WAN nodig, dat voor de NAT-interface zelf. Nadeel: in de WAN moet de route in het (virtuele) netwerk worden ingedeeld en de NAT-WAN-interface als NextHop- resp. gateway-adres worden ingevoerd.
Bij IP-masquerading functioneert het NAT-moduul als een soort plaatsvervanger, zodat alle LAN-apparaten met het NAT-WAN-interface-adres naar buiten communiceren. Differentiatie van de verschillende LAN-deelnemers wordt daarbij gerealiseerd door verschillende TCP/UDP-poorten te gebruiken. Voordelen: er zijn verder geen WAN-adressen benodigd, behalve die voor het NAT-apparaat zelf. In de WAN is een router- resp. gateway-configuratie niet nodig. Nadeel: er is alleen communicatie van WAN- naar de LAN-deelnemers mogelijk via Port Forwarding.
Via Port Forwarding bereikt u een bepaalde dienst van een LAN-deelnemer vanuit het WAN-netwerk. Om iets te kunnen doorsturen naar de gewenste LAN-deelnemer, wordt de WAN-interface van het NAT-moduul met een vastgelegd TCP/UDP-poortnummer aangesproken.
De FL NAT 2000 ondersteunt de redundantiemechanismen RSTP en MRP
Redundantie in de LAN en WAN
Om zowel in de installatie als bij de koppeling met bovengeschikte netwerken een hoge betrouwbaarheid te kunnen waarborgen, ondersteunen de FL NAT 2000-modulen aan zowel LAN- als WAN-zijde redundantiemechanismen.
Voor de redundante koppeling met bovengeschikte WAN-interfaces kunt u de NAT 2000 met twee WAN-poorten in een RSTP-ring integreren.
Aan LAN-zijde kunt u zowel RSTP als MRP als master of client gebruiken om delen van een machine redundant met de NAT-switch te koppelen.
NAT-switches ondersteunen PROFINET-functies
PROFINET-ondersteuning in de LAN
Aan LAN-zijde bieden de NAT 2200 en de NAT 2300 een volledige PROFINET-integratie:
- Integratie in PROFINET-besturingsomgevingen, bijv. TIA of PC Worx
- MRP-ondersteuning om de beschikbaarheid te verhogen
- LLDP voor de topologieherkenning
- Hardware-gebaseerde PROFINET-prioriteitsregeling
- Uitgebreide diagnose voor PROFINET
FL NAT 2000 op een rij
|
|
|
|
---|---|---|---|
FL NAT 2000 | FL NAT 2200 | FL NAT 2300 | |
Overdrachtssnelheid | 10/100 Mbit/s | 10/100 Mbit/s | 10/100/1000 Mbit/s |
Alarmcontact | nee | ja | ja |
Temperatuurbereik | 0 °C ... +55 °C | -40 °C ... +70 °C | -40 °C ... +70 °C |
Beschermklasse | IP20 | IP20 | IP20 |
Voedingsspanning | 18 ... 32 V DC | 12 ... 57 V DC (redundant) | 12 ... 57 V DC (redundant) |
NAT-functies | 1:1-NAT, Virtual NAT, IP-Masquerading, Port Forwarding (source/destination) | 1:1-NAT, Virtual NAT, IP-Masquerading, Port Forwarding (source/destination) | 1:1-NAT, Virtual NAT, IP-Masquerading, Port Forwarding (source/destination) |
Routing | Statische routing | Statische routing | Statische routing |
Filterfuncties | |||
Quality of Service | ja | ja | ja |
VLAN | ja | ja | ja |
Multicast/IGMP Snooping | ja | ja | ja |
Redundantie | |||
Rapid Spanning Tree (RSTP) | ja | ja | ja |
MRP-manager/client | nee/ja | ja/ja | ja/ja |
Fast Ring Detection (FRD) | nee | ja | ja |
Large Tree Support | nee | ja | ja |
Extended Ring redundantie 15 ms | nee | nee | nee |
FL NAT 2000 op een rij
FL NAT 2000 | FL NAT 2200 | FL NAT 2300 | |
---|---|---|---|
Managementfuncties | |||
Port Configuration, Statistics and Utilization | ja | ja | ja |
Link Layer Discovery Protocol (LLDP) | ja | ja | ja |
Address Conflict Detection (ACD) | ja | ja | ja |
DHCP-server | Port-based | Pool-/poort-gebaseerd, optie 82 | Pool-/poort-gebaseerd, optie 82 |
Command Line Interface (CLI) | ja | ja | ja |
Automatiseringsprotocollen | |||
PROFINET Conformance Class | A | B | B |
PROFINET-device | nee | ja | ja |
EtherNet/IP™, extended multicast filtering | ja | ja | ja |
Toelatingen | - | Maritieme toelatingen, ATEX, IECEx | Maritieme toelatingen, ATEX, IECEx |
Naar de productlijst | Naar de productlijst | Naar de productlijst |