Invoeg- en koppelingsverliezen kunnen optreden bij de inkoppeling van het licht in de vezel, zowel van de zender als bij de verbinding met steek- en splitsverbindingen op het traject en aan de ontvanger. Er zijn vele oorzaken voor dit soort verlies. Vaak zijn de kopoppervlakken van connectoren verontreinigd.
De koppeling van verschillende kerndoorsnedes in één link leidt tot verliezen. Splitsverbindingen die door fusiesplitsen worden gerealiseerd, veroorzaken vrijwel geen demping en liggen onder 0,1 dB. Vezeleinden die in lengte-, transversale of in verstekrichting lopen kunnen ook dempingen veroorzaken. Krassen en barsten aan de kopoppervlakken verhogen niet alleen de demping, maar kunnen bovendien het contrastuk van het kopoppervlak beschadigen. Ook montagefouten, bijv. geen externe kerf aan de glasvezel tijdens montage, kunnen leiden tot demping of later zelfs tot een breuk.